Onderstaande opleidingen, documenten en FAQ’s bieden informatie over de variabelen op het kankerregistratieformulier en het gebruik van ICD-O en de TNM-classificatie. Meer informatie over een specifiek orgaan kan teruggevonden worden onder de respectievelijke thema’s.
Opleidingen
Basis voor diagnose
Behandelingen en commentaarvelden
Incidentiedatum
Multipele tumoren
TNM-classificatie: aandachtspunten
Infosessies
-
Documentatie
Basisprincipes anatomie en oncologie
TNM
ICD-O
FAQ
Wat zijn de definities van ziektevrij interval / partiële remissie / recidief / progressieve ziekte in het follow-upformulier?
In het kader van de registratie van follow-upgegevens op het daartoe voorziene kankerregistratieformulier worden de volgende definities gehanteerd:
Ziektevrij interval: klinisch is er geen kanker meer te vinden. Volledigheidshalve wordt dit ook vaak 'totale of complete remissie' genoemd. Het is aan de arts om te bepalen of een patiënt al dan niet als ziektevrij wordt beschouwd.
Partiële remissie: de patiënt reageerde positief op de ingestelde behandeling met regressie van de tumor, maar is niet geheel tumorvrij.
Recidief: wanneer men na een ziektevrij interval opnieuw met dezelfde kanker geconfronteerd wordt, spreken we van een recidief (lokaal of op afstand). Als het gaat om een recidief op afstand, spreken we eerder van metastasen.
Progressieve ziekte: dit impliceert een verdere negatieve evolutie van de ziekte zonder ziektevrij interval. Een progressieve ziekte kan bijvoorbeeld voorkomen na een initieel stabiele situatie of een partiële remissie.
Ziektevrij interval: klinisch is er geen kanker meer te vinden. Volledigheidshalve wordt dit ook vaak 'totale of complete remissie' genoemd. Het is aan de arts om te bepalen of een patiënt al dan niet als ziektevrij wordt beschouwd.
Partiële remissie: de patiënt reageerde positief op de ingestelde behandeling met regressie van de tumor, maar is niet geheel tumorvrij.
Recidief: wanneer men na een ziektevrij interval opnieuw met dezelfde kanker geconfronteerd wordt, spreken we van een recidief (lokaal of op afstand). Als het gaat om een recidief op afstand, spreken we eerder van metastasen.
Progressieve ziekte: dit impliceert een verdere negatieve evolutie van de ziekte zonder ziektevrij interval. Een progressieve ziekte kan bijvoorbeeld voorkomen na een initieel stabiele situatie of een partiële remissie.
Wat is de basis van diagnose bij het coderen van de histologie van regionale kliermetastasen?
Regionale kliermetastasen worden niet beschouwd als metastasen op afstand voor registratiedoeleinden voor de TNM-bepaling. Bij de TNM-bepaling worden deze ondergebracht onder de N van Node, aangezien dit soort metastasen als lokale uitzaaiingen worden beoordeeld. Omdat het wel degelijk om uitzaaiingen gaat, vragen we om "3" aan te geven als basis van diagnose (i.e. histologie metastase).
Opgelet: Wat betreft de topografiecode voor het coderen van regionale lymfekliermetastase, noteer de code van het orgaan waarin de primaire tumor zich bevindt, en nooit C77.x. Wanneer het onbekend is van welke primaire tumor de kliermetastasen afkomstig zijn, gebruik dan de code C80.9 (i.e. niet gespecificeerde lokalisatie / primaire lokalisatie onbekend).
Opgelet: Wat betreft de topografiecode voor het coderen van regionale lymfekliermetastase, noteer de code van het orgaan waarin de primaire tumor zich bevindt, en nooit C77.x. Wanneer het onbekend is van welke primaire tumor de kliermetastasen afkomstig zijn, gebruik dan de code C80.9 (i.e. niet gespecificeerde lokalisatie / primaire lokalisatie onbekend).
Wat zijn synoniemen voor een (invasief) spinocellulair carcinoom?
Weinig tumoren zijn zo rijk aan namen als spinocellulair carcinoom. De onderstaande termen/benamingen kunnen worden gelezen als synoniemen ervan:
- spinocellulair epithelioom;
- spino;
- epi-epi;
- epidermoid epithelioom;
- epidermoid carcinoom;
- plaatcelcarcinoom;
- plaveiselcelepithelioom;
- plaveiselcelcarcinoom;
- squameus celcarcinoom;
- squameus carcinoom;
- de code 8070 (/3).
- spinocellulair epithelioom;
- spino;
- epi-epi;
- epidermoid epithelioom;
- epidermoid carcinoom;
- plaatcelcarcinoom;
- plaveiselcelepithelioom;
- plaveiselcelcarcinoom;
- squameus celcarcinoom;
- squameus carcinoom;
- de code 8070 (/3).
Waarom kan ik geen pM0 invullen?
Technisch gezien is een pM0 bijna onmogelijk, omdat dat zou impliceren dat het volledige lichaam van de patiënt zou moeten worden aangesneden en onder de microscoop zou moeten worden gelegd, zonder dat er een tumor wordt gevonden in de coupes. Dat zou wetenschappelijk zeer interessant zijn, maar in realiteit wordt dat uiteraard enkel gedaan bij een autopsie. Een pM0 is dus alleen mogelijk als een patholoog heeft besloten dat er geen metastasen zijn en men dus "1" heeft genoteerd als basis van diagnose.
Tenzij men histologisch bewijs van metastasen heeft, noteert men dus (indien er geen autopsie is gebeurd) de pM-status als volgt:
- Voor tumoren vóór 2010: noteer pMx (tot en met TNM 6e editie).
- Voor tumoren vanaf 2010 (vanaf TNM 7e editie) : laat het pM-vak leeg.
Om de informatie dat er geen metastasen op afstand werden gevonden niet te verliezen, noteert u best cM0.
Tenzij men histologisch bewijs van metastasen heeft, noteert men dus (indien er geen autopsie is gebeurd) de pM-status als volgt:
- Voor tumoren vóór 2010: noteer pMx (tot en met TNM 6e editie).
- Voor tumoren vanaf 2010 (vanaf TNM 7e editie) : laat het pM-vak leeg.
Om de informatie dat er geen metastasen op afstand werden gevonden niet te verliezen, noteert u best cM0.
Hoe wordt dysplasie geregistreerd?
De termen ‘zware dysplasie’, ‘ernstige dysplasie’ en ‘hooggradige dysplasie’ kunnen voor verwarring zorgen tijdens de registratie. Er bestaan geen objectieve criteria om het onderscheid te maken tussen ernstige, zware of hooggradige dysplasie en een carcinoma in situ, waardoor dit een subjectieve benadering van de patholoog betreft. De behandelende arts moet echter even waakzaam zijn bij het diagnosticeren van zware/ ernstige/ hooggradige dysplasie als bij het diagnosticeren van carcinoma in situ, aangezien het verschil tussen beide zeer minimaal of onbestaande is.
Daarom wordt de volgende registratieregel gevolgd door Stichting Kankerregister – Belgian Cancer Registry (BCR) vanaf het incidentiejaar 2010:
Noteer gedrag /2 voor:
- Ernstige dysplasie
- Zware dysplasie
- Hooggradige dysplasie
- Carcinoma in situ
- Hooggradige intra-epitheliale neoplasie
Opgelet: een intramucosaal carcinoom is geen synoniem voor een in situ carcinoom. Bij slokdarmtumoren wordt een intramucosaal carcinoom met doorbraak van het basale membraan reeds beschouwd als een T1 (i.e. een invasieve tumor), terwijl bij colorectale tumoren een intramucosaal carcinoom steeds wordt beschouwd als een Tis (i.e. een niet-invasieve tumor).
Daarom wordt de volgende registratieregel gevolgd door Stichting Kankerregister – Belgian Cancer Registry (BCR) vanaf het incidentiejaar 2010:
Noteer gedrag /2 voor:
- Ernstige dysplasie
- Zware dysplasie
- Hooggradige dysplasie
- Carcinoma in situ
- Hooggradige intra-epitheliale neoplasie
Opgelet: een intramucosaal carcinoom is geen synoniem voor een in situ carcinoom. Bij slokdarmtumoren wordt een intramucosaal carcinoom met doorbraak van het basale membraan reeds beschouwd als een T1 (i.e. een invasieve tumor), terwijl bij colorectale tumoren een intramucosaal carcinoom steeds wordt beschouwd als een Tis (i.e. een niet-invasieve tumor).
Welke tumoren moeten verplicht geregistreerd worden door de zorgprogramma's?
In België is de registratie van een aantal kankerdiagnoses wettelijk verplicht via twee kankerregistratieformulieren die specifiek voor dit doel werden ontwikkeld door Belgian Cancer Registry (BCR) op basis van internationale richtlijnen. De volgende kankerdiagnoses moeten worden geregistreerd:
- alle nieuwe diagnoses van kanker, m.a.w. alle maligne tumoren, invasief of in situ;
- alle hematologische maligniteiten met gedrag /3 en uitdrukkelijke vraag om hematologische maligniteiten met /1 aan te leveren;
- alle tumoren van het centraal zenuwstelsel, ongeacht het gedrag van de tumor (benigne, laag maligne potentieel, maligne);
- alle urotheelceltumoren (laag maligne potentieel, in situ en invasief);
- ovarium: alle maligne, in situ en borderline maligne tumoren.
Uitzonderingen:
- Basocellulaire carcinomen moeten niet geregistreerd worden (de aanlevering van de basocellulaire carcinomen door de anatomopathologen volstaat voor het kankerregister), maar spinocellulaire tumoren van de huid moeten wel geregistreerd worden.
- Hemangiomen, hamartomen en cysten van het centraal zenuwstelsel hoeven niet geregistreerd te worden (met uitzondering van dermoïdcysten, die wel geregistreerd moeten worden ter hoogte van het centraal zenuwstelsel).
Indien er twee of meer tumoren gediagnosticeerd werden (bijvoorbeeld in verschillende organen of bilaterale borsttumoren), moet voor elke tumor een afzonderlijk kankerregistratieformulier ingevuld worden.
Meer informatie over multipele tumoren is te vinden via de presentatie en video ‘Multipele tumoren’ onder het thema ‘Codering en staging’.
Meer informatie over de te registreren gegevens vindt u via de presentatie en video ‘Nieuwe regels basis voor diagnose & wat moet geregistreerd worden?’ onder het thema ‘Codering - Staging’.
- alle nieuwe diagnoses van kanker, m.a.w. alle maligne tumoren, invasief of in situ;
- alle hematologische maligniteiten met gedrag /3 en uitdrukkelijke vraag om hematologische maligniteiten met /1 aan te leveren;
- alle tumoren van het centraal zenuwstelsel, ongeacht het gedrag van de tumor (benigne, laag maligne potentieel, maligne);
- alle urotheelceltumoren (laag maligne potentieel, in situ en invasief);
- ovarium: alle maligne, in situ en borderline maligne tumoren.
Uitzonderingen:
- Basocellulaire carcinomen moeten niet geregistreerd worden (de aanlevering van de basocellulaire carcinomen door de anatomopathologen volstaat voor het kankerregister), maar spinocellulaire tumoren van de huid moeten wel geregistreerd worden.
- Hemangiomen, hamartomen en cysten van het centraal zenuwstelsel hoeven niet geregistreerd te worden (met uitzondering van dermoïdcysten, die wel geregistreerd moeten worden ter hoogte van het centraal zenuwstelsel).
Indien er twee of meer tumoren gediagnosticeerd werden (bijvoorbeeld in verschillende organen of bilaterale borsttumoren), moet voor elke tumor een afzonderlijk kankerregistratieformulier ingevuld worden.
Meer informatie over multipele tumoren is te vinden via de presentatie en video ‘Multipele tumoren’ onder het thema ‘Codering en staging’.
Meer informatie over de te registreren gegevens vindt u via de presentatie en video ‘Nieuwe regels basis voor diagnose & wat moet geregistreerd worden?’ onder het thema ‘Codering - Staging’.